Eenvoudige burger
Koken, zo leuk om met lekkere verse dingen, het liefst uit eigen tuin, een heerlijk gerecht te maken. En dan gezellig de tafel te dekken en rustig te genieten. Maar ook uit eten gaan vind ik leuk. Door de jaren heen heb ik heel wat geleerd van andere koks en veel inspiratie opgedaan. In mijn eigen dorp zitten twee van mijn favoriete restaurants: goed eten en betaalbaar. Soms ga ik iets verder weg, aangemoedigd door een recensie in de krant. De treinverbinding met de rest van de regio is prima, dus dan kan ik ook het bijpassende wijnarrangement bestellen en veilig thuis komen.
Die luxere (en ook heel wat duurdere) uitstapjes maakte ik tot voor kort wel één of twee keer per jaar. Het moet wel een luxe blijven. Maar na mijn laatste bezoek aan zo’n veelgeprezen restaurant ‘dat je bezocht MOET hebben’, denk ik dat ik voorlopig dicht bij huis blijf. Het zal vast aan mij liggen dat ik niet kan genieten van grote borden met de superkleine beetjes eten, vooraf gegaan door een lang verhaal hoe dit wonderlijks tot stand heeft kunnen komen. En niet te vergeten: hoe bijzonder het is dat ik hier vanavond mag komen eten.
Iedereen in het restaurant krijgt hetzelfde. Wat ik wel jammer vind, is dat de drie tafels die op mij voor liggen eigenlijk al verklappen wat ik straks ga eten. Want bij elke tafel wordt hetzelfde verhaaltje verteld. Maar goed, ik concentreer me op het antwoord op de vraag of ik soms met bubbels wil beginnen. Ja hoor, dat wil ik wel. Nou, dat voelt in ieder geval vertrouwd, want tegenwoordig begin je zelfs bij de plaatselijke patatzaak met bubbels, geloof ik.
Er komen twee glazen met, als je heel voorzichtig drinkt, vier teugjes bubbels. Met de uitleg hoe het komt dat speciaal déze bubbels zo klein zijn en dat de druiven, die ten grondslag hebben gelegen aan dit kostelijke vocht, zich met moeite tegen een kale berg staand hebben weten te houden in de meest bizarre weersomstandigheden. En dat is te proeven!
Ik neem een nip, ach het had slechter gekund, maar hij haalt het niet bij mijn favoriete Cava, die met nog geen vijf euro per fles, ook nog een stuk goedkoper is dan deze drank per nipje. Maar voor die prijs moet ik er wel van genieten, anders moet ik eigenlijk toegeven dat ik een sukkel bent dat ik hier naar toe ben gekomen. Hoe langzaam ik ook probeer te proeven, het gaat niet langzaam genoeg, want er verschijnen twee borden met een hapje. Met een druppel er naast. ‘Had de kok wel eens weg mogen vegen, voordat het uitgeserveerd wordt’, denk ik nog.
Gelukkig zeg ik er niets van, want de ober zegt: ‘Kijk! We beginnen met een amuse van opgerolde paardenbloem-bladeren, eerst aan de lucht gedroogd en later geweekt in eigen sap en tenslotte licht gebruleerd. Met daarnaast een glace van onbevrucht kikkerdril, echt op zijn best in deze tijd van het jaar.
‘O, die gemorste druppel is een glace, ik had het kunnen weten. Hij schenkt ook nog twee glazen in met een beetje witte wijn, afkomstig van het uiterste puntje van Ierland, daar waar de branding als geen ander op de kust beukt.
Snel neem ik mijn laatste teugje bubbels, dan de amuse en dan een nip witte wijn. Ik vind het allemaal een beetje zout, zelfs de wijn. Tja, Ierland hè? De grote borden blijven een poosje staan, als bewijs dat we echt al iets te eten hebben gehad. Ik kijk mijn tafelgenoot (zo staat het in de recensies) over de rand van mijn glas aan: ‘En?’ ‘Afwachten maar’.
De volgende gang komt ook op een groot bord en we krijgen ander bestek. Dat had niet gehoeven, want ik heb mijn vork goed afgelikt, anders had ik helemaal niets geproefd. Dit gerecht is iets groter: het ziet eruit als een plakje marmer en er liggen rode en blauwe blaadjes blij: violen, die herken ik. Het marmer is zeeduivel, in dunne plakken gesneden, kort gegaard onder de salamander, in ragfijne flinters gesneden en vervolgens met een gelei van naaktslakken weer aan elkaar geplakt tot een soort dunne tartaar. Met daarbij een lichte rosé. Ik dacht van zoete korstmos uit Lapland, maar dat weet ik niet meer helemaal zeker. Want mijn mes wil met geen mogelijkheid door de zeeduivel. Geen wonder, als je ziet welke moeite ik moet doen om die sporen van slakken op mijn ramen weg te krijgen. Uiteindelijk leg ik het hele dingetje maar op mijn vork om het in één hap op te eten. Beetje zoutig, maar de wijn is een beetje zoet. Van een afstand zie ik de ober naar mij kijken. Op zijn gezicht een meewarige uitdrukking: ‘Eigenlijk is het zonde om al dit lekkers te moeten serveren aan zo’n simpele huisvrouw uit de polder.’ Maar dat mag hij natuurlijk niet zeggen, misschien mag ‘huisvrouw’ helemaal niet meer trouwens, net als ‘Zwarte Piet’. Om het neutraal te houden is: ‘eenvoudige burger’ een stuk veiliger.
Voorwaarts gaat het: met een filet van zijderups op een vliesje vers gesponnen zijde met daarbij een crème van bloesem van Oost-Indische kers.’ De zijderups is biodynamisch gekweekt, op humane wijze ingeslapen en gerookt op een bedje van Moerbeibladeren (het favoriete voedsel van de zijderups), speciaal voor dit restaurant gekweekt door een lokale kwekerij. Ik neem een hapje. Meer kan ik niet nemen, want het is al op. De zijderupsfilet smaakt een beetje zoutig en de crème zurig, net als het bijpassende groene bier.
Dan een bouillon, waar een troep bio-kippen maar liefst drie keer overheen gevlogen is om hem zijn speciale karakter te geven. Gevolgd door een warm hapje van zeewier, geoogst tijdens hevig onweer. Speciale aandacht graag voor de stevige bite, veroorzaakt door de oxidatie uit de ozon in die bui… Glunderend lopen obers af en aan met de borden voor de diverse tafels; het restaurant zit nagenoeg vol. En aan elke tafel de uitleg over de bijzondere herkomst of bereiding van het volgende gerecht en bijpassende drank.
Ik begin te denken aan hutspot, een karbonade met boontjes of een boterham met pindakaas. Die lijken op dit moment van een andere wereld te komen. Maar gelukkig verschijnt, op het hoogtepunt van mijn lekkere trek, het hoofdgerecht. De Pièce de Resistance: een sukade van verdoofd geamputeerd rund, inmiddels voorzien van een passende prothese. Met een pepersaus. Ha! Dat klinkt vertrouwd: biefstuk, nou ja, sukade en pepersaus. Toch maar goed dat ik doorgezet heb.
De sukade, ter grootte van een halve pingpongbal ligt in een ‘spiegel’ van rode saus. Vreemd? Is dit nou pepersaus? Die is toch bruin? Of roomkleur met rode peperbesjes er in? Ik proef een hapje: het smaakt niet naar peper, het is een beetje zuur, slechte rode wijnsmaak, daar lijkt het op. Ik kijk vragend naar de dichtstbijzijnde ober: ‘Ik dacht dat u pepersaus zei?’ Hij trekt een glimlach bij zoveel onbenul. (Een eenvoudige burger, zoals ik al dacht, hoort hier niet thuis, maar ja, iedereen denkt duur te kunnen gaan eten tegenwoordig).
‘Zeker, zeker, onze pepersaus is op basis van rode wijn en de overgebleven bouillon waar u zojuist van gesmuld heeft. Zo veroorzaken we zo min mogelijk restjes en afval. En natuurlijk een snufje peper, anders zouden we het geen pepersaus durven te noemen. Heeft u de bloemkoolrijst al geproefd? Gestoomd in dubbelgetrokken en geklaarde Earl Grey thee. Heerlijk, nietwaar?’ O, dus dat was het: die onbestemde smaak aan de bloemkoolsnippers: Bergamotolie. Nou, ik had het zomaar kunnen missen.
Na het dessert van met pincetten in elkaar gedraaide slingertjes van gemoute gort en gehakte dadelpitten met dessertwijn, gemaakt van gefermenteerde zoete olijven vraag ik met grote opluchting om de rekening. Daar geen rode wijn te bekennen, maar gepeperd is hij wel: bijna 450 euro, 225 euro per persoon. Thuis doe ik daar een maand mee. Maar zo mag ik niet denken, verzekert mijn disgenoot (zo staat het soms ook in de recensies), we hebben het toch geprobeerd. Ja, we zijn zeker een ervaring rijker.
Volgende keer neem ik iets wat beter bij mij past: een eenvoudige burger!
Reageren op 'Eenvoudige burger? Stuur een email naar: mariannne@coronkels.nl
Nog een kort verhaal lezen? klik op deze link: Verhalen