Angel

Ruim dertig jaar geleden zag ik hem voor het eerst; een jonge man in een hoekje van een Spaanse bar. Het was al erg laat, vroeg in de ochtend eigenlijk. Hij zat onderuit en een beetje in elkaar gezakt naar een beeldscherm te staren. ‘Nog aan het werk?’, vroeg ik me af. ‘Misschien een journalist?’ Naast het toetsenbord een breed laag glas met een goudkleurige vloeistof. Het leek mij sterk dat het appelsap zou zijn, maar ja, ik kon er moeilijk aan gaan ruiken.

 

Af en toe toetste hij iets, vaker nam hij een slok. Hij zag er niet zo netjes uit, een beetje slonzig. Na een poosje stak hij zijn hand omhoog: ‘Nóg één’, betekende dat kennelijk, want de barkeeper bracht hem een nieuw glas met goudkleurige vloeistof. De jonge man achter het toetsenbord moest er twee keer naar grijpen, voordat hij het te pakken had. Maar toen dat was gelukt, dronk hij het in één teug leeg. ‘Cuidado, Pablo!’ (opgepast, Pablo), waarschuwde de barkeeper.

 

Ruim dertig jaar geleden was ik al volop actief in de muziek. Ook ’s avonds laat, want dan zijn de meeste feesten. En hoe later de feesten, hoe meer dronken mensen. Dus de uitspraak ‘Opgepast!’ van de barkeeper kwam mij niet onbekend voor. Deze jongeman, deze Pablo was bezig zich een behoorlijk stuk op weg te helpen naar een zekere staat. Ach, een keer moest kunnen, maar wat mij meer stak, was dat hij alléén dronk. Geen maat te bekennen.

Het kroegje werd mijn vaste laatste stek voor het slapen gaan en elke avond zat hij daar. In zijn eentje.

 

De jaren daarna ging ik vaker naar hetzelfde gezellige Spaanse dorp en elke avond als ik langs de bar kwam, zat Pablo op zijn vaste stek. Jaar na jaar zag hij er slechter uit; eerst mager, onverzorgd. Toen vel over been en ronduit smerig. De kring om hem heen werd wijder en wijder. Het tekende zijn eenzame bestaan.

 

Toen, na een jaar of zes of zeven, zat Pablo er niet meer. Geen Pablo te bekennen. Ik vroeg het de barkeeper, maar die wist ook niet waar Pablo gebleven was. Het kon hem ook geen steek schelen, voor hem was het een hele zorg minder. Want zo’n stinkende man in je kroeg, dat is niet goed voor de klandizie. Ik vroeg hem maar niet waarom hij hem zoveel jaar veel te veel drank had verkocht, ik wist het antwoord al: ‘Als hij het niet bij mij haalt, haalt hij wel het bij een ander…’.

 

Weer, zo’n 13 jaar later, loop ik in de zon op het plein in het centrum heerlijk te genieten van het uitzicht en de gasten op de diverse terrassen. Vanuit een restaurant klinkt pianomuziek, ik herken het: het is het begin van ‘Angels’, van Robbie Williams. Een prachtig nummer. Ik houd mijn pas in om iets langer te kunnen luisteren. Eén van de obers komt mij bekend voor; het zal toch niet? Net als ik goed wil kijken, loopt hij het restaurant weer in. Wellicht heb ik me vergist? Ach, wat kan mij het eigenlijk schelen?

Maar halverwege het plein keer ik om, toch nog eens kijken. De ober komt met een gevuld blad uit de keuken. Ja hoor, het is hem! Pablo!

 

Wat ziet hij er goed uit! Wat is hij vrolijk! Hij babbelt in alle talen met zijn gasten en brengt de bestellingen snel en met een kwinkslag bij elk tafeltje. Er is er nog één leeg, daar ga ik zitten. Kan ik lekker ook de rest van ‘Angels’ nog mee-neuriën. Het duurt niet lang of hij komt mijn bestelling opnemen. Verbijsterd kijkt hij mij aan: ‘Ben jij dat? Na zoveel jaar?’ Ja, ik ben het.

Het enige dat ik hoop is dat hij mij niet beschouwt als een relikwie uit zijn donkere verleden, maar als hij dat al zou doen, dan laat hij daar niets van merken. We hebben het over koetjes en kalfjes en daar blijft het bij.

 

Een paar dagen later kom ik hem tegen op zijn vrije dag. Hij groet en blijft staan. ‘Wat zie je er goed uit, Pablo’, zeg ik. ‘Ja, het gaat goed met mij’, is het antwoord. ‘Wat fijn, en dan zo’n leuke baan’. ‘Ja, ik heb geboft’. Hij kijkt vrolijk, maar volgens mij zitten zijn tranen hoog. Het zijn geen tranen van verdriet. ‘Ik heb een vrouw leren kennen, een Ierse. Zij heeft mij gered. Een paar jaar geleden zijn we getrouwd en sinds kort hebben we een zoontje. Ik leef weer, dankzij haar. Als zij er niet was geweest…’. Hij slaat een kruisje.

 

Sindsdien kom ik Pablo elk jaar tegen, zo ook dit jaar. Het gaat nog steeds goed met hem, zijn vrouw en hun zoon. Nog steeds klinkt ‘Angels’ vaak op zijn terras. En altijd als hij mij ziet, steekt hij zijn duim omhoog, écht omhoog, naar de hemel, waar zij vandaan moet zijn gekomen om hem te redden.

 

Degene die de angel uit zijn leven en de nagels uit zijn doodskist wist te trekken en een eind maakte aan zijn akelige bestaan.

Zijn reddende engel, zijn: Ángel guardian.

Reageren op 'Angel'? Stuur een mail naar: marianne@coronkels.nl

Nog een Coronkel lezen? Klik op deze link: Verhalen

'Angel' werd als column gepubliceerd op de site van ZoGouds op 25-10-2022 en op de site van SpanjeVandaag op 25-10-2022.