De gouden pollepel

Het wil maar niet vlotten met onze zomer. We merken het aan de mensen om ons heen. Het aanhoudende regenachtige en koele weer is op de sombere, wat bleke gezichten af te lezen. De lontjes worden korter, we missen de gezellige weekenden buiten, een lekker tochtje op de fiets of een lange wandeling. Genieten van het moois dat Nederland te bieden heeft.

 

We missen de warme zomeravonden op het balkon of het terras. Goed ingesmeerd tegen de onvermijdelijke (tijger?)muggen met een koel drankje in de hand. In Nederland horen daar hapjes bij. Heel vanzelfsprekend: een paar nootjes, wat blokjes kaas, een toastje met iets lekkers erop. Of voor degenen die hun corona-kilo’s kwijt willen: wat stukjes rauwkost en bubbels in de vorm van bruisend water.

 

Maar de dagelijks overtrekkende buien, soms met onweer, de harde wind en de temperatuur die maar niet boven de 22 graden wil stijgen maken dat we liever binnen blijven. Wil je dan met familie of vrienden samen komen, dan moet je het goed organiseren, want in huis geldt de anderhalve meter afstand nog meer dan buiten. Om het over de hapjes maar niet te hebben, want hoe serveer je die corona-proof?

 

Gelukkig kunnen we naar een restaurant. Dat geeft toch een soort vakantiegevoel. Of op zíjn minst een gezellige onderbreking van een drukke werkweek. Restaurants in overvloed; alle wereldkeukens zijn wel zo’n beetje vertegenwoordigd. Het voordeel van de crisis is dat we vorig jaar veel konden sparen en nu extra uit eten kunnen. Al was het maar ‘om de horeca een hart onder de riem te steken’. Welke smoes we ook verzinnen, we bespreken een tafel en we gaan. Smullen!

 

In onze regio bestaat al jarenlang een kleine competitie georganiseerd door het Algemeen Dagblad. Vrijwillige smulpapen bezoeken anoniem diverse restaurants. Die worden op verschillende gebieden beoordeeld. Daarover komt dan een artikel in het AD. Degene met de meeste punten is de jaarlijkse winnaar van de ‘Gouden Pollepel’.

 

Heel sportief schreef het AD dat ze hun competitie graag willen voortzetten en hun lezers op een objectieve manier willen laten kennismaken met de bezochte restaurants. Maar dat ze zich ook terdege realiseren dat ze met hun beoordeling de hoeveelheid (nieuwe) gasten van zo’n eetgelegenheid kunnen beïnvloeden. Vooral als het eindcijfer wat tegenvalt, kan dat consequenties hebben voor een bedrijf dat misschien toch al grote moeite heeft om de crisis te boven te komen. En vervolgens hun pollepels aan de wilgen moeten hangen…

 

Elk mens heeft wel eens een mindere dag. Zo’n dag waarop je eigenlijk het liefst in bed wilt blijven liggen, dat uiteindelijk niet doet en waar dan vervolgens alles fout gaat, zodat je ’s avonds naar bed gaat met het gevoel dat je beter in bed had kunnen blijven liggen. Een kok is ook een mens, ook hij (of zij) heeft weleens een mindere dag. Het zou niet moeten, want een treinmachinist of een chirurg mag ook nooit een baaldag hebben. Maar het gebeurt. En dan zal je altijd zien dat die gasten van de ‘Gouden Pollepel’ precies op die dag je restaurant bezoeken.

 

Zie je het voor je? Vlees net te gaar, vis net niet. Groentes te knapperig of juist doorgekookt. Een dessert waarvan die rottige framboos niet op de top van de crème fraîche wil blijven plakken. Een kaasschotel waarvan de loopkaas de andere stukjes in zijn loop heeft meegenomen. En dan zo’n vrijwilliger in je zaak die dat uitkauwt. Niet een keertje terugkomen om nog eens te proeven, nee: gelijk een vijf. Ik geef je op een briefje, dat zo’n kok ineens heel andere dingen met zijn pollepel wil doen dan er mee in de te zoute bouillon roeren.

 

Volgens mij is het vrijwel onmogelijk om eten objectief te beoordelen. Natuurlijk, je kunt beoordelen of het vlees te gaar is. Maar toch is dat ook persoonlijk. Als ik een stukje lever bak, laat ik het binnenste rauw. Daarom eet ik dat als ik alleen ben, want mijn gasten vinden dat te bloederig. Maar ik ben er dol op. Rauwe kip eet ik niet, veel te gevaarlijk. En ook haas vind ik het lekkerste als hij van het bot afvalt. Waarmee ik onmiddellijk in de categorie ‘boeren-u-weet-wel’ val, want een echte wildliefhebber eet toch het liefste hazenrug? Nou, ik niet. Ik word gelukkig van een beetje kluiven en mijn botjes uitzuigen. En mijn kruimige piepers lekker prakken door de jus. Man, man, genieten!

 

Gelukkig heb ik ook geleerd om netjes te eten en daarom word ik niet geweigerd als ik een tafel reserveer in een restaurant. Ook niet in de luxe restaurants die ik een paar keer per jaar bezoek. Het verrassingsmenu is mijn ding en ik luister aandachtig als de bijpassende wijn wordt geïntroduceerd. Kan ik altijd zelf toepassen bij één van mijn eigen dineetjes.

 

Tot mijn grote vreugde zijn mijn vrienden en familie lekkere en gezellige eters en word ik ook geregeld bij hen uitgenodigd. Iedereen heeft zijn eigen stijl van koken en vooral: borden opmaken. Voor mij is het al goed als de kleuren leuk bij elkaar passen, maar één van mijn dierbaren is op dat gebied echt een professional: hoe zij de borden opmaakt, gewoon een schilderij. Geen haar op mijn hoofd om mijn aardappels te prakken. Net als zij snijd ik die in kleine stukjes en eet voorzichtig proevend mijn bord leeg.

 

Morgen wordt ze 50. Best een ding, vind ze zelf. Ach, beter 50 worden dan niet, toch? Al weken pieker ik over een leuk en origineel cadeau, want ook op dat gebied is ze een kanjer. Ik niet. Zelfs een appje naar één van haar beste vrienden levert niet voldoende inspiratie op. Wat nu?

Zoals zo vaak komt de oplossing vanzelf en (veel te) laat. Het wordt even knutselen en daar kan ik nou echt geen bal van. Het idee is leuk en nu hoop ik maar dat ze er blij mee is.

En dat hij morgen al droog is, mijn gouden pollepel…

Reageren op 'De gouden pollepel'? Stuur een mail naar marianne@coronkels.nl

Nóg een Coronkel lezen? Klik op deze link: Verhalen

De gouden pollepel werd als column gepubliceerd in het Gouds Dagblad op 8-8-2021