De kolbak

De jonge man achter mij in het orkest leeft zich helemaal uit op het drumstel, de muziek is er ook naar. Niet zo goed voor mijn oren en al mijn organen trillen mee in het ritme. Muziek: om te maken, te beluisteren en, zoals ik mijn geval, ook nog eens te ondergaan. Muziek is onderdeel van mijn dagelijks leven, ik kan niet zonder. Althans, dat dacht ik, want tijdens de crisis heb ik die toeter wekenlang niet aangeraakt. Met als gevolg dat ik nu extra hard moet repeteren om snel op concertniveau te komen.

 

De crisis was confronterend en niet alleen voor mijn muzikale hobby, die ik altijd had beschouwd als een levensbehoefte. Zo bleek ook dat ik het soms toch gezellig vind om eens onder de mensen te zijn, terwijl ik normaliter heel graag alleen ben. Met als gevolg dat ik nu, na Corona, aan mijn collega’s uit de vereniging af en toe vraag om ook eens de snacks te frituren en mij zo de kans gunnen om ook een ‘derde helft’ te doen. Vóór Corona vond ik het prima om tot ’s avonds laat in het keukentje te staan en was ik nog aan het poetsen als de meesten al weekend gingen vieren.

 

Toen ik besloot om Coronkels  te gaan schrijven om eenzame(re) mensen een gezellig moment te bezorgen was dat voor mij een win-win situatie. Mijn liefde om verhalen te schrijven (waarvoor ik de ruimte kreeg door de lockdowns) en mijn vrijwilligerswerk als mantelzorger kon ik ineens combineren. Daar heb ik anderen blij mee gemaakt. Na de lancering van mijn site, in augustus 2020, hebben ruim 4500 personen een bezoek gebracht en zijn mijn Coronkels meer dan 9400 keer gelezen. Dat had ik nooit durven dromen.

 

Wat ik ook nooit had durven dromen is dat een aantal lezers hun verhalen ging delen. Wat ze vonden van mijn Coronkel, wat ze die week zelf hadden beleefd, hun mooie herinneringen. Of dat mijn Coronkel herkenning had gegeven en hen daarmee een gevoel bood dat ze er niet alleen voor stonden en hen een gevoel van verbondenheid biedend. Niet zelden bood dat inspiratie voor een van mijn volgende Coronkels. Onder mijn lezers blijken veel creatievel geesten te zijn: andere schrijvers, toneelspelers, kookgekken, enthousiaste tuiniers.

 

Een paar keer zag een lezer die graag toneel speelt een mogelijkheid om een verhaal om te zetten in een éénakter. Maar ja, geen kans natuurlijk, want de hele cultuurwereld lag op zijn gat. Diezelfde lezer was, net als de jonge man achter mij in het orkest, een enthousiast ‘trommelaar’. Een drumstel bespelen, dat vergt coördinatie van handen én voeten, maar een trommelaar, of mooier gezegd: een tamboer worden, ook dat is een lange weg.

 

Mijn lezer heeft zijn talent van niemand vreemd; zijn oom was hoofdinstructeur-slagwerk bij de Koninklijke Landmacht en speelde bij de Koninklijke Militaire Kapel (de KMK). Als achtjarig jongetje kreeg hij dus al les van één van de beste in het vak. Destijds nog onwetend van het feit dat hij, toen hij dienstplichtig militair werd, ook bij de KMK zou belanden als tamboer.

 

Toch was het niet dát, wat mij zo trof in zijn mail, want er zijn veel kinderen die jong beginnen met muziek maken; die door een familielid, een buurman of een onderwijzer bekend raken met de wondere wereld van muziek. En die na een opleiding door een enthousiaste instructeur bij een jeugdorkest belanden om samen met anderen te gaan spelen, het mooiste dat er is.  

 

Nee, wat mij trof was het beeld dat mijn lezer schetste: ‘Als mijn oom op bezoek komt, mag ik soms zijn kolbak op …’. De oom, een coryfee in de slagwerkwereld met leerboeken op zijn naam, had natuurlijk een uniform van de KMK. Bij dat uniform hoorde ook een kolbak, zo’n hoge bontmuts met een ketting voor onder je kin en een zonneklep. Díe kolbak mocht hij dan opzetten. Dat gevoel van er bij horen, bij de rest van de tamboers en het gevoel dat zo’n bijzonder hoofddeksel je als achtjarige een stuk groter maakt dan je eigenlijk bent, dat herken ik.

 

De jonge drummer in ons orkest was ook zo’n jochie, ik zie hem nog lopen in zijn rode pak met zijn zwarte kolbak. Beretrots dat hij voor het eerst mee mocht lopen. Marcherend met het puntje van zijn tong uit zijn mond van concentratie. Hij leek op mijn broer, toen die voor het eerst ‘op straat’ kwam. Ook zo’n klein opdondertje; dapper stappend, zijn hoorn onder zijn arm geklemd, in de hoop dat zijn marsboekje niet van het harpje zou vallen onderweg…

 

Die herinnering maakt dat ik ook ineens terug ben op straat, die eerste keer. Kolbak op, klarinet netjes rechtop, te kleine schoenen, maar wel netjes zwart, zoals was voorgeschreven. Op Koninginnedag, met de Avondvierdaagse, een taptoe op het plaatselijke voetbalveld, de intocht van Sinterklaas. Als ik mijn ogen sluit zie ik een lange, gestage rij kleine muzikantjes, bijna net zo groot als hun kolbak uit de mist van de geschiedenis in de tientallen jaren achter mij voorbij trekken. Al spelend oorlog en andere rampen trotserend, netjes in de maat en in het gelid.

 

Met een beetje fantasie zie ik zelfs een hele slinger kleine en grote kolbakken verdwijnen in de dageraad van de toekomst. Een zwarte beremuts als symbool van muzikale verbondenheid: De kolbak.

Reageren op 'De kolbak'? Stuur een mail naar marianne@coronkels.nl

Nóg een Coronkel lezen? Klik op deze link: Verhalen