De prooi

In alle vroegte kijk ik uit over het dal. De bergen aan de overkant beginnen al te kleuren in de zon. Het Zwarte Woud ontwaakt. Het was spannend of mijn wandelvakantie wel door kon gaan, want een paar dagen voor vertrek kleurde Nederland donkerrood. Wat zouden de nieuwe maatregelen van Duitsland worden?

Gespannen volg ik het nieuws. Voor de zekerheid boek ik alvast een plek bij een antigeen testlocatie. In de tussentijd blijf ik druk bezig in de tuin, want dat is ontspannend en het knapt ook lekker op.

 

Gelukkig kom ik maar één pad tegen. Hij had zich verstopt onder een clematis, maar toen ik de fijne ranken een beetje opzij schoof om eronder te wieden, kwam het trage monster in beweging. Ik heb de pest aan padden. Dat zou ik niet moeten hebben, want het zijn nuttige dieren, zeker voor een enthousiaste tuinierster als ik. Ze nemen namelijk heel wat schadelijke insecten voor hun rekening. Ik ben blij dat ik niet ten prooi kan vallen aan dit lompe beest. Alleen al de manier waarop ze lomp in actie komen, bah!

 

Aan het eind van de dag blijkt niet alleen dat de tuin er weer een stuk netter bij ligt, maar ook dat aan volledig ingeënte toeristen geen quarantaine wordt opgelegd. Wel moet ik online een heleboel vragen beantwoorden, dan krijg ik via email een code en moet ik mijn vaccinatiebewijs uploaden. Daarna krijg ik een formulier waarmee ik Duitsland binnen mag.

 

Gelukt! Nu wordt het tijd om het weerbericht in de gaten te gaan houden, want wat neem ik mee? Het weerbericht voorspelt niet veel goeds, veel buien. Ook regenkleding en extra droge kleren inpakken dus.

Maar kort voor vertrek val ik ten prooi aan twijfel: ‘Wat doe ik mezelf aan? Waarom blijf ik niet veilig  thuis? In de tuin is het prima vertoeven. Hoe is het daar? Wat, als ik daar corona oploop?’

 

Toch uitpakken maar weer, die koffer. Ik rits net de kleinste van de twee open, als ik aarzel: ‘Kom op, je bent toch ingeënt? Eens moeten we weer terug naar normaal, je bent toch ook alweer aan het toeteren met de club?’ De rits gaat weer dicht. Morgen om 5 uur op, om 6 uur rijden. Tijd om de boterhammen voor onderweg te gaan maken.

 

Hoewel ik de A3, de enige weg naar het Zwarte Woud die na de overstromingen nog beschikbaar is, geen prettige snelweg vind, blijkt mijn gevoel niet te kloppen; het is een voorspoedige reis. Zoals Google Maps ‘s ochtends vroeg al aangaf, sta ik om 12.19 uur voor de deur van mijn vertrouwde familiehotel in het kleine plaatsje in de heuvels.

 

Na een lekker Alpirsbacher biertje pak ik de koffers uit. Tjonge, jonge, wat heb ik veel meegenomen. In tegenstelling tot de voorspelling is het prima wandelweer, niet te warm en droog. Vol goede moed trek ik mijn wandelschoenen aan. Alvast een beetje de heuvels in de benen krijgen want sommige stukken zijn best steil. Het is bijna 30 jaar geleden dat ik dit gebied voor het eerst bezocht. Mijn toenmalige hotel heeft al meer dan 15 jaar geleden zijn deuren moeten sluiten, nadat er een einde kwam aan de traditionele Kur-periode.

 

Nu ben ik al weer 16 jaar te gast in een gasthof twee dorpjes verderop. Bevalt prima. Het enige verschil is dat ik hiervandaan altijd gelijk moet klimmen om ergens te komen. Goed voor de conditie. De bosrijke omgeving, afgewisseld met bloemrijke open valleien blijven bekoren. In elk dal is het geluid van een stromende beek te horen. Heel wat anders dan vorig jaar, toen het maanden achtereen, net als bij ons, droog was. Een heerlijk ontspannend geluid, dat stromende water.

 

Verderop flitst er iets van links naar rechts over het pad: Een eekhoorn klimt razendsnel de boom in. Het zijn prachtige dieren met ondeugende oogjes. Leuk om er eindelijk weer een te zien. Hoger en hoger klimt mijn route en met de hoogte daalt de temperatuur. Het wordt ook steeds stiller, geen mens te bekennen en het wild houdt zich schuil. Dat begrijp ik, want in het seizoen wordt hier volop gejaagd op hert, ree en wilde zwijnen. Die beesten weten dat wij ze als prooi beschouwen en blijven dus in hun schuilplaatsen.

Tot mijn verrassing staat er verderop een ree midden op het pad. Ik blijf heel stil staan, maar helaas, ze heeft me in de gaten. In twee grote sprongen verdwijnt ze in het dichte bos. Toch leuk, zo’n onverwachte kennismaking.

 

Uren later ben ik op weg naar huis. Gezien de tijd besluit ik om het wat lager gelegen bospad te nemen, in plaats van de verharde route. Dat had ik beter niet kunnen doen.  Na een paar honderd meter wordt het pad bevolkt door tienduizenden mieren. Het krioelt ervan, het lijkt wel of het pad leeft! Zo snel als ik kan vervolg ik mijn tocht, want die beestjes kruipen omhoog tegen mijn schoenen en mijn benen. Straks bijten ze nog, gatver.

 

Al mijn goede voornemens ten spijt kom ik bij een bocht plotseling tot stilstand. Een paar meter vóór mij, midden op het pad, zit een grote roofvogel. In zijn klauwen houdt hij een half geplukte duif. Een bos veren ligt er naast. Hij houdt zijn kopje een beetje scheef, alsof hij mij en zijn prooi tegelijkertijd in de gaten wil houden. Dan lijkt hij een besluit te nemen: hij kijkt mij recht aan. ‘Denk maar niet dat ik jou mijn prooi af laat pakken! Niet, na alles wat ik er voor heb moeten doen om die duif te pakken te krijgen.’

 

Een impasse: ik wil het prachtige beest niet storen en hem graag nog even bewonderen. Maar achter mij rukt het mierenleger op. Ik hoor de miljoenen insectenpootjes als een tromgeroffel naderen…

De grote vogel heeft intussen zijn besluit genomen. Met de duif stevig in zijn klauwen stijgt hij vrijwel loodrecht op van het pad. In een paar vleugelslagen, waarvan de turbulentie langs mijn gezicht strijkt, is hij verdwenen.

 

De mieren niet, die hebben mij inmiddels ingehaald en beginnen weer aan hun klim langs mijn benen. Terwijl ik ze eraf schud, zet ik het op een lopen. Een oeroude sensatie jaagt door mijn lijf: ‘Rennen! Nu ben ík de prooi’.

Reageren op 'De prooi'? Stuur een mail naar marianne@coronkels.nl

Nóg een Coronkel lezen? Klik op deze link: Verhalen

De prooi werd als column gepubliceerd in het Gouds Dagblad op 1-8-2021