Niet te koop...

Vanaf het Spaanse terras kijk ik vanaf een meter hoogte over de zeeweg. Golf na golf weet het strand te vinden in een ritme dat me rustig maakt. Er zijn niet veel gasten op het terras. Vóór mij zit een jong stel en tot mijn verwondering zijn ze met elkaar aan het praten. Meestal zijn het stille stellen, druk op hun mobiel. Om de beurt wijzen ze naar één van de luxe auto’s, die hier volop rondrijden. Zeker als er een cabriolet passeert, draaien twee hoofden in de richting waarin hij verdwijnt.

 

Ze hoeven niet lang te wachten. ‘Kijk!’, wijst het meisje: ‘Een donderblauwe Audi. Tjonge, wat zal zo’n auto wel niet kosten?’ Haar beminde kijkt een beetje zuur: ‘Wat is er mis met mijn KIA?

Hun cocktails zijn inmiddels gearriveerd en beiden nemen een nipje. ‘Wat heb jij?’, vraagt het meisje. ‘Een Sex on the Beach’, antwoordt hij. ‘En jij?’ ‘Een Daiqiri Strawberry, lekker hoor, maar wel zoet,’ zegt ze.

 

Ze praten over hun plannen voor het komende jaar. Een huis, een trouwerij, een honeymoon. ‘Waar wil jij naar toe?’ vraagt de jongeman nieuwsgierig. ‘Thailand natuurlijk’, hoort hij. ‘Thailand? Wordt dat allemaal niet een beetje duur?’ ‘Ach joh, ik denk dat als ik papa lief aankijk, dat we dan een heel eind komen’, zegt het meisje. Ook dat antwoord landt niet erg goed bij haar vriend, zie ik.

 

Ineens steekt hij een wijzende vinger naar de zeeweg: ‘Dáár! Kijk dan!’ Zij en ik draaien tegelijkertijd ons hoofd om in de aangewezen richting te kijken: ‘Een knalgele cabrio.’

‘Wát een te gekke kar!’, zegt de jongen. ‘Tjonge als ik toch eens genoeg geld had, nou, dan wist ik het wel.’

Maar kennelijk is dat nu nog niet aan de orde. En zo te horen zal het ook nog een poosje duren voordat het zo ver zal komen.

 

‘Héé, moet je kijken’, zegt de jongen weer. Vier ogen volgen zijn blik. ‘Die vrouw die naast hem zit is van zijn eigen leeftijd, nou, dat zie je ook maar zelden.’

‘Dan heeft zij de poen’, zegt het meisje stellig. ‘En als hij een jongere minnares wil, dan scheidt ze natuurlijk van hem en dan heeft hij niks. Als hij dan in een cabrio wil rijden, moet hij een tweedehands Kever kopen en zelf de kap er af zagen.’ Beiden beginnen te lachen.

 

Grinnikend vervolgt de jongen: ‘Ja, en als het winter wordt, dan moet hij de bovenkant met duct tape weer vastplakken.’ Beiden gieren het uit, ze zien het helemaal voor zich. Ik moet er ook om lachen, maar dat durf ik niet hardop, want dan weten ze dat ik hun gesprek heb zitten volgen. Dat is onbeleefd. Maar wel leuk.

 

Een paar dagen later zie ik de gele cabrio weer; geparkeerd dit maal. Op een terras zie ik de bestuurder. Hij zit samen met de dame-van-zijn-leeftijd aan een tafeltje. Ik weet niet waarom, want ik heb helemaal geen dorst, maar toch ga ik er ook zitten. Binnen gehoorsafstand.

 

De dame zit met gebogen hoofd, de man zit tegenover haar. Met één hand wrijft hij door zijn haar. Een hele poos is het stil. Dan hoor ik hem vragen: ‘Hoelang? Hoelang heb je nog?’ De dame schudt haar hoofd: ‘Twee of drie, zeker niet langer.’ ‘Jaar?’ Zijn schorre stem loopt over van verdriet, ongeloof, woede.

Weer schudt de dame met haar hoofd: ‘Nee: maanden’, zegt ze zachtjes.

‘Wát!?’ De man vergeet helemaal dat hij op een terras zit en een aantal gasten draait zich verbaasd naar hem: ‘Waarom schreeuwt hij zo?’

 

Dan staat hij op en loopt van het terras. Op straat gaat hij richting de gele cabrio. Daar aangekomen geeft hij een enorme schop tegen het achterwiel. Hij loopt terug, weer heen, weer terug. Hij weet overduidelijk even geen raad met zichzelf. Wie zou dat wel weten?

Hij komt terug. Nu gaat hij naast de dame zitten en slaat zijn armen om haar heen. Zij leunt tegen hem aan. Ik zie tranen langs haar wang biggelen. Hij voelt naar zijn zakdoek. Daarmee strijkt hij liefdevol over haar gezicht. Zij pakt het ding van hem over en snuit haar neus. Kordaat gaat ze overeind zitten.

 

‘Weet je, lieverd? We hebben geen tijd te verliezen. Nu niet meer. We gaan een lijstje maken, wat we allemaal nog willen doen, nog willen zien. Wie we nog willen zien. En dat gaan we dan doen. We gaan het gewoon DOEN. Ik wil eruit met een knal, niet stilletjes me er bij neerleggen. Kom op, ik weet dat het voor jou nog een grotere schok is dan voor mij. Maar we laten ons niet klein krijgen. Geen tijd voor tranen nu. Die tijd komt nog wel.

 

Teder kust hij haar lippen. ‘Je hebt gelijk, schat, zoals gewoonlijk. Geen tijd meer te verliezen.

Weet je? Ik ga nu gelijk een stuk papier en een pen vragen aan de ober. Dan bestellen we nog zo’n lekkere cappuccino en gaan aan de slag.’ Zijn schat knikt: ‘Goed idee’, zegt ze. Dan lacht ze: een warme lach.

 

Ik ben stil. Het lijkt wel of ook mijn wereld ineens een stuk langzamer is gaan draaien. Maar wàt een kanjers. Ik bedwing de neiging om naar haar toe te lopen en haar sterkte te wensen. Maar ik reken af en ga weg. Even een stukje lopen.

 

Een paar dagen later zit het jonge stel weer op ‘mijn’ terras. Druk bezig met hun auto-spel. Zodra ze de gele cabriolet in het oog krijgen, beginnen ze te lachen. ‘Daar heb je hun weer’, zegt het meisje. ‘Wat moet zo’n oude kerel nou met zo’n blitse auto?’, vraagt de jongen een beetje kwaad. ‘Waarom heb ik niet zo’n auto?’ ‘Omdat jij niet zo onwijs rijk bent’, zegt het meisje plagend. ‘Sterker nog: je hebt helemaal geen geld, weet je nog  wel? Dat heb ik!’

 

‘Nou, eigenlijk je ouders’, oppert hij voorzichtig. Maar dat is niet het goede antwoord, zie ik.

Snel vervolgt de jongen: ‘Als ík genoeg geld zou hebben, dan zou ik echt zo’n auto kopen. Zeker weten!

Maar geen gele.’ Het meisje schudt haar hoofd: ‘Nee zeker geen gele.’

De jongen kijkt haar over de rand van zijn cocktail verliefd aan. ‘Het is niet eerlijk,’ zegt hij. ‘Die ouwelui kunnen alles kopen wat ze maar willen.

 

Over mijn gezicht weet één traan zijn weg naar beneden te vinden.

‘Nee knul, wat die ‘onwijs rijke ouwelui’ willen, is niet te koop…’

Nóg een Coronkel lezen? Klik op deze link: Verhalen

Reageren op 'Niet te koop...'? Stuur dan een email naar marianne@coronkels.nl