Splinterwinter

De derde keer is het gelukt: Winterswijk heeft de eerste natuurijsbaan dit jaar! De hele nacht zijn vrijwilligers in de weer geweest om de automatische apparatuur in de gaten te houden. Om half negen staan de eerste enthousiastelingen, met hun scherpe ijzers, bij de toegang. Niet alleen uit Winterswijk of de Achterhoek, welnee: zodra het nieuws de rondte doet, stappen veel Nederlanders in de auto. Opschieten, want vanmiddag komt de temperatuur boven nul en dan is het afgelopen met de ijspret. Geen idee, wanneer de weergoden hen dan weer gunstig gezind zijn.


De eerste natuurijsbaan is natuurlijk nationaal nieuws. Niet alleen vanwege de toewijding van zoveel vrijwilligers die dag en nacht aan de gang zijn geweest, maar ook, omdat daarmee de klimaatcrisis een heel klein stukje verder weg lijkt. Crises genoeg vandaag de dag, dus elk lichtpuntje pakken we met beide handen aan. De verslaggever op de televisie meldt de details van afgelopen nacht, daarbij geholpen door de Winterswijkse ijsmeester.


De verslaggever doet zijn uiterste best om dit significante moment zo goed mogelijk weer te geven. Hij verzint er zelfs een nieuw woord voor: ‘Winterswijk heeft zijn uiterste best gedaan om hier iets moois neer te zetten: goed gebruik gemaakt van deze splinterwinter.’ Splinterwinter? Ik vind het een machtig mooi woord. Ik wou dat ik het verzonnen had.


‘Splinterwinter’, ik laat het woord een paar keer over mijn tong rollen. Zelden kom ik zo’n pareltje tegen in onze snel wijzigende woordenschat. Misschien wordt het wel HET woord van 2025? Ik hoop het. Splinterwinter: het is een liefkozend woord, een verbazingwekkend beeldende omschrijving van wat zich afgelopen nacht en nu (tot een uur of twaalf) heeft afgespeeld. Het is een fantasierijk woord, vind ik, magisch bijna, want ineens denk ik terug aan die andere splinter, die de winter wilde trotseren.


Ach, ik zie hem nog zo staan, decennia geleden. Nog geen twee turven hoog. Mijn moeder heeft hem helemaal ingepakt. Dikke jas aan, dikke broek met een kriebelende maillot er onder, mini-kaplaarzen, mutsje op met daar overeen nog zijn capuchon. Het geheel word gecompleteerd door een warme wollen sjaal. Twee wantjes, zelf gebreid door Oma, zitten vast aan een koord, dat langs zijn nek, door de mouwen van het jasje heen, de wantjes moet beschermen tegen zoekraken. Want je hebt maar één paar en zo snel kan Oma niet breien. Om nog maar niet te spreken van de wol, duur spul hoor!


Dat koord doet wat het moet doen: de wantjes blijven dicht bij zijn jonge eigenaar. Die moet wel opletten:  hij kan zijn ene arm pas strekken, als hij de andere intrekt. Verder staat koord niet toe. Voorzichtig aan, is het devies, anders snijdt dat koord nog in je nek.
Dat alles mag de pret natuurlijk niet drukken, want wanneer hebben we nou sneeuw? Of ijs? Mijn vader is nog bezig met onze doorlopers te slijpen en de bindbanden na te kijken. Dat ijs moet nog even wachten, maar met zo’n sneeuwlaag erop is het toch nog niks. 


Trouwens, waarom die houten schaatsjes zo fanatiek geslepen moeten worden, is voor mij een raadsel. Ze blijven toch nooit recht onder je kaplaarzen zitten. Binnen drie onwennige krabbels op het ijs zitten ze aan de zijkant, zijn de bindbanden nat, je voeten bijna afgebonden en heb je kouwe handen, omdat je wanten ook nat zijn geworden van het tientallen keren proberen om die rotdingen weer op de juiste plaats te krijgen. Maar goed: nu gaat het sneeuwpret worden op het grasveld tussen de flatgebouwen in Mariahoeve (Den Haag).


De peuter is eindelijk lekker warm ingepakt. Bewegen is wel lastig: zijn sjaal zit strak en de knoop in zijn nek verhindert dat hij hem zelf los kan maken. Stel je voor dat hij hem af doet en een verkoudheid oploopt? Als mijn moeder hem iets vraagt, moet hij zich in zijn geheel omdraaien om haar aan te kunnen kijken. Nu zou je hem vergelijken met de kleine robot uit Star Wars, R2D2, dat metalen wezen met een geheel eigen kijk op de gang van zaken en een eigen wil. 
En net als mijn nu vrijwel onherkenbare broertje vertederend.
Onbeweeglijk staat de ‘dappere dodo’, zoals mijn vader hem noemt, in het midden van de kamer.


Mijn outfit is inmiddels ook gereed: ik moet dat zelf allemaal aantrekken, want ik ben zijn oudere zus, dus ik hoef niet geholpen te worden. Liever had ik een Pinkeltje gelezen, maar ja, de buitenlucht is goed voor je. Nou, kennelijk niet, als je zoveel spullen uit de kast moest sleuren om je te beschermen. Maar mama is meedogenloos: ‘Zo vaak ligt er geen sneeuw en de andere kinderen zijn allang buiten, dus hupsakee!’


Liefkozend kijkt mijn vader naar het dik ingepakte mannetje, koddig. Hij begint te lachen. ‘Zo joh,’ zegt hij met lichtjes in zijn ogen: ‘Nu nog een gloeiende cent op je neus en je bent klaar om de kou te trotseren.’ Mijn moeder glimlacht ook. Ze loopt alvast naar de deur om ons er door te laten. Vanuit het raam kan ze ons in de gaten houden, dus zelf blijft ze lekker binnen. Die kou is zeker niet goed voor oudere mensen? 


Inmiddels ben ik bij de buitendeur, ik kijk om: geen spoor van de ‘dappere dodo’. Ik loop terug naar de huiskamer, misschien zijn onze ouders van gedachten veranderd en mag ik toch lekker verder met mijn boek? Ik hoop het maar. 
Midden in de huiskamer staat het onherkenbare hoopje kleding. Nog steeds onbeweeglijk. Mijn ouders kijken elkaar aan, ik kijk naar mijn kleine broertje. ‘Waar wacht je nou nog op?’, vraagt mijn vader verbaasd.
Mijn kleine broertje draait met kleine stapjes om, om hem aan te kunnen kijken.
Dan zegt hij: ‘Op mijn gloeiende cent’…. 


Mijn ouders zijn verbijsterd: nu is het mijn beurt om te lachen, zo ontzettend grappig, dat kleine mannetje.
Een splinter-peuter, tientallen jaren later gevolgd door een splinterwinter. Ik kan niet wachten totdat er op de natuurijsbaan achter mijn huis weer genoeg ijs ligt voor schaatspret. Dan zie ik tientallen felgekleurde mini-mensjes genieten van een onvervalste Hollandse splinterwinter.

Spinterwinter werd als column geplaatst in ZoGouds dd 2-2-2025.

Reageren op Splinterwinter? Ga naar marianne@coronkels.nl

Nog meer korte verhalen lezen? Klik op deze link: Verhalen